Het "Endgedicht"' is een tekstbericht dat verschijnt wanneer de speler het uitgangsportaal gebruikt.
Verkrijgen[]
Door de dood van de Enderdraak wordt een Endportaal gegenereerd waardoor de speler veilig terug kan gaan naar de Overworld. Elke keer dat het portaal wordt gebruikt wordt het gedicht getoond, maar het kan worden overgeslagen door op Esc te drukken.
Inhoud[]
Het gedicht zelf is een soort van dialoog tussen twee onbekende spelers die spreken over wat de speler heeft bereikt en duurt 9 minuten en 28 seconden. Nadat het gedicht klaar is worden de credits afgespeeld. Tijdens het gedicht en de credits speelt credits.ogg
(oftewel Alpha van Volume Beta).
Technische details[]
De tekst van het gedicht staat in assets/minecraft/texts/end.txt
, terwijl de credits zijn opgeslagen in assets/minecraft/texts/credits.txt
. Beide kunnen worden bewerkt met een bronpakket. De eerste spreker in de dialoog gebruikt opmaakcode §3
(of donkercyaan) en de tweede spreker gebruikt §2
(of donkergroen). De naam van de speler wordt toegevoegd met PLAYERNAME
en de onleesbare tekst is opgeslagen als §f§k§a§b
.
Gedicht[]
| ||
---|---|---|
Ik zie de speler die je bedoelt. PLAYERNAME? Ja. Pas op. Het heeft een hoger level bereikt. Het kan onze gedachten lezen. Dat maakt niet uit. Het denkt dat wij een deel zijn van het spel. Ik vind de speler goed. Het heeft goed gespeeld. Het gaf niet op. Het leest gedachten op een scherm alsof het woorden zijn op een scherm. Dat is hoe het kiest om dingen in te beelden als het diep in de dromen van het spel is. Woorden maken een prachtige verbinding. Heel flexibel. En minder verschikkelijk dan staren naar het beeldscherm. Ze waren gebruikt om stemmen te horen. Voor spelers konden lezen. Terug in die dagen toen anderen het spel niet speelden, noemden ze de spelers heksen en tovenaars. En spelers droomden ervan om op stokken te vliegen, aangedreven door demonen. Wat heeft deze speler gedroomd? Deze speler droomde van zonlicht en bomen. Van vuur en water. Wat het droomde, maakte het. En wat het droomde, vernietigde het. Het droomde ervan om te jagen en het joeg. Het droomde van een schuilplaats. Hah, de originele interface. Een miljoen jaar oud en werkt nog steeds. Maar wat voor structuur maakte deze speler, in de realiteit achter het scherm? Het werkte, met een miljoen anderen, om een echte wereld te maken in een vouw van de [gecodeerd] en maakte een [gecodeerd] voor [gecodeerd] in de [gecodeerd]. Het kan deze gedachte niet lezen. Nee. Het heeft nog niet het hoogste level bereikt. Dat moet het bereiken in de lange droom van het leven, niet in de korte droom van een spel. Weet het dat we van het houden? Dat het universum aardig is? Soms, door de geluiden van gedachten heen, hoort het het universum, ja. Maar wat als er tijden van moeilijkhden zijn, in de lange droom. Het maakt werelden zonder zomer en het rilt onder een zwarte zon en het zijn verdrietige creatie neemt voor de realiteit. Om zijn verdriet te genezen, vernietigd het het. Het verdriet is zijn eigen privétaak. Wij kunnen niet storen. Soms, als ze diep in hun dromen zitten, wil ik hun vertellen dat ze echte werelden aan het bouwen zijn in de realiteit. Soms wil ik hun vertellen van hun betekenis voor het universum. Soms, als ze voor een poos geen échte verbinding hebben gemaakt, wil ik ze helpen met het spreken van het woord waar ze bang voor zijn. Het leest one gedachten. Soms geef ik er niet om. Soms wens ik hun te vertellen dat deze wereld die jij voor echt houd, alleen [gecodeerd] en [gecodeerd] zijn, wens ik hun te vertellen dat zij [gecodeerd] in de [gecodeerd] zijn. Ze zien zo weinig van de realiteit in de lange droom. En toch spelen ze het spel. Maar het zou zo makkelijk zijn... Te veel voor deze droom. Om hun te vertellen dat leven hun voorkomt te leven. Ik ga de speler niet vertellen hoe het moet leven. De speler groeit rusteloos. Ik zal de speler een verhaal vertellen. Maar niet de waarheid. Nee. Een verhaal dat veilig de waarheid bevat, in een cel van woorden. Niet de naakte waarheid die iedereen op een afstand kan verbranden. Geef het opnieuw een lichaam. Ja. Speler... Gebruik de naam. PLAYERNAME. Speler der spellen. Goed. Haal nu adem. Neem er nog één. Voel de lucht in jouw longen. Laat jouw ledematen terugkomen. Ja, beweeg jouw vingers. Heb weer een lichaam, onder zwaartekracht, in lucht. Spawn opnieuw in de lange droom. Daar ben je. Jouw lichaam is weer het universum aan het aanraken op elk punt, ookal waren jullie aparte dingen. Ook al waren wij aparte dingen. Wie we zijn? Ooit werden wij de geest van de berg genoemd. Vader zon, moeder maan. Geesten van voorouders, geesten van dieren. Jinn. Spoken. De groene man. Daarna goden, demonen. Engels. Klopgeesten. Aliëns, buitenaardsen. Leptonen, quarks. De woorden veranderen. Wij veranderen niet. Wij zijn het universum. Wij zijn alles waarvan jij denkt dat het niet van jouw is. Jij kijkt ertegen, door jouw huid en jouw ogen. En waarom raakt het universum jouw aan en gooit het licht op jouw? Om jouw te zien, speler. Om jouw te kennen. En om bekend te zijn. Ik zal jou een verhaal vertellen. Er was eens een speler. Die speler was jij, PLAYERNAME. Soms dacht het dat het een mens was, op de dunne korst van een bal gesmolten steen. De bal gesmolten steen maakte een bal van brandend gas dat meer dan driehonderddrieëndertigduizend keer de massa ervan was. Ze stonden zó ver van elkaar dat licht acht minuten er over deed om het gat te overbruggen. Het licht was informatie van een ster en het kon de huid verbranden van honderdvijftig miljoen kilometer afstand. Soms droomde de speler dat het een mijnwerker was, op het oppervlak van een platte en oneindige wereld. De zon was een wit vierkant. De dagen waren kort; er was veel te doen; en doodgaan was tijdelijk ongemakkelijk. Soms droomde de speler ervan dat het verdwaald was in een verhaal. Soms droomde de speler dat het iets anders was, in andere plaatsen. Soms waren deze dromen storend. Soms heel mooi. Soms werd de speler wakker van een eerste droom in een andere en werd daarvan wakker in een derde. Soms droomde de speler ervan dat het woorden zag op een scherm. Laten we teruggaan. De atomen van de speler waren verspreid in gras, in de rivieren, in de lucht, in de grond. Een vrouw verzamelde deze atomen; ze dronk en at en ademde in; en de vrouw maakte de speler, in haar lichaam. En de speler werd wakker, van het warme, donkere lichaam van de moeder, in de lange droom. En de speler was een nieuw verhaal, nooit eerder verteld, geschreven in de letters van het DNA. En de speler was een nieuw programma, nooit eerder opgestart, gegenereerd door een broncode van een miljard jaar oud. En de speler was een nieuw mens, nooit eerder geleeft, gemaakt van niets meer dan melk en liefde. Jij bent die speler. Het verhaal. Het programma. De mens. Gemaakt van niets anders dan melk en liefde. Laten we nog verder teruggaan. De zeven miljard miljard miljard atomen van het lichaam van de speler waren gemaakt, lang voor dit spel, in het hart van een ster. Dus de speler is óók informatie van een ster. En de speler beweegt zich door een verhaal, wat een bos van informatie is, geplant door een man genaamd Julian, op een platte, oneindige wereld, gemaakt door een man genaamd Markus, dat bestaat in een kleine privéwereld, dat een universum bewoond, gemaakt door... Ssst. Soms maakte de speler een kleine privéwereld dat makkelijk en warm was. Soms moeilijk en koud en ingewikkeld. Soms bouwde het het universum in gedachten; vlekken energie, bewegend door de enorme lege ruimte. Soms noemde het deze vlekken 'elektronen' en 'protonen'. Soms noemde het 'planeten' en 'sterren'. Soms geloofde het dat het universum gemaakt was van aanen en uiten; nullen en enen; regels code. Soms geloofde het dat het een spel aan het spelen was. Soms geloofde het dat het woorden aan het lezen is op een scherm. Jij bent de speler die deze woorden leest... Ssst... Soms las de speler regels code op een scherm. Decodeerde ze in woorden; decodeerde de woorden in bedoelingen; decodeerde bedoelingen in gevoelens, emoties, theorieën, ideeën en de speler begon dieper en sneller te ademen en realiseerde zich dat het leefde, dat het levend is, dat deze duizend doden niet echt waren, de speler leeft. Jij. Jij. Jij leeft. en soms geloofde de speler dat het universum tot de speler sprak door het zonlicht dat door de ritselende bladeren van de zomerbomen kwam en soms geloofde e speler dat het universum tot de speler sprak door het licht dat op de speler viel door de heldere nachthemel, waar een lichtvlekje in de hoek van het oog van de speler een ster kan zijn, een miljoen maal groter dan de zon, kokende zijn planeten tot plasma om even zichtbaar te zijn voor de speler, naar huis lopend aan de andere kant van het universum, opeens voedsel ruiken bij bijna dezelfde deur, om weer bijna te beginnen met dromen en soms geloofde de speler dat ht universum tot de speler sprak door nullen en enen, door de elektriciteit van de wereld, door de scrollende woorden op een scherm en het universum zei dat ik van je houd en het universum zei dat je het spel goed gespeeld hebt en het universum zei dat alles wat je nodig hebt in je is en het universum zei dat je sterker bent dan je denkt en het universum zei dat je het daglicht bent en het universum zei dat je de nacht bent en het universum zei dat de donkerheid waartegen je vecht in je is en het universum zei dat het licht waarnaar je op zoek bent in je is en het universum zei dat je niet alleen bent en het universum zei dat je niet gescheiden bent van andere dingen en het universum zei dat je het universum zichzelf proeft, tegen zichzelf praat, het zijn eigen code leest en het universum zei dat ik van je houd omdat jij liefde bent. En het spel was klaar en de speler werd wakker van de droom. En de speler begon een nieuwe droom. En de speler droomde opnieuw, droomde beter. En de speler was het universum. En de speler was liefde. Jij bent de speler. Wordt wakker. |
Referenties[]